De Bergrede van Jezus

Home | Sitemap | Inhoud

 

 

Het drie-voudig 'Wee'

Wee u, gij rijken


"De vloek van de overdaad
(Luk.6:24-26)

* Wee U, gij rijken
* Wee die verzadigd zijn
* Wanneer al de mensen wel van u spreken


"Maar wee u gij rijken: want gij hebt uw troost weg" 
Dit "wee" uit des Heren mond spreekt boekdelen. Het geldt diegenen, die het tijdens hun leven op aarde té goed gehad hebben; die hun deel van al het goede reeds genoten hebben,... daarbij altijd denkend aan zichzelven en het minst aan anderen.

Hoe anders zal het hun vergaan, die toch nog iets van wat zij
bezitten aan goed en geld besteden ten behoeve van de armen om zich heen en van de lijdende mensheid over het algemeen;... wanneer deze, vanwege hun ontmoeting met Jezus, zich straks, dat is aan het einde van hun aardse loopbaan, los gemaakt weten van alle gehechtheid aan aardse rijkdommen.

Jezus heeft ook rijken, die zoeken naar het eeuwige leven, lief. Het verhaal van "de rijke jongeling" is een bevestiging. Maar hier spreekt Hij het "wee" uit over die rijken, die hun hart gelegd hebben op aards bezit en die aardse goederen zwaarder laten wegen dan geestelijke rijkdom.
Daardoor kunnen zij geen afstand doen van het matrieele om daarvoor in de plaats andere, veel grotere schatten te winnen. Wetende, dat alle stoffelijk bezit toch van korte duur is, willen zij niets doen om "rust voor hun zielen" te vinden. Eeuwige gelukzaligheid gaat aan dezulken voorbij.

Jezus'"wee" geldt dus de rijkaards, die in het vergaren van aardse schatten, zelfzuchtig en onverzadigbaar zijn. Degenen, die zich er niet om bekommeren op welke manier die schatten worden verkregen, en die alle middelen te baat nemen. Eerbaar of niet oorbaar,... het kan hun niets, maar dan ook helemaal niets schelen.

Als zij maar als "rijken" kunnen leven, en op hun manier van het overvloedige rijke leven kunnen genieten. "Wee" de rijke, die de arme Lazarus, hongerend en ziek, voor de deur laat liggen. Die rijke zal eenmaal zelf behoren tot de meest arme en ellendige in dat "leven aan de overzijde van het graf.

 "Wee" die onbarmhartige en rijke, die, gedreven door zijn hebzucht slechts genoegen schept in eigen bevrediging; vooral "naar het vlees". Hebzucht grijpt naar alles om zich heen; naar alles wat los en vast zit,... als het maar bevredigen kan. Hebzucht zoekt de vervulling van vleselijke begeerlijkheden, niet beseffend, dat deze nimmer kunnen verzadigen.

Integendeel, steeds weer doen begeren naar meer, en meer , en meer ... al moet het gaan over lijken. Voor allen, die zo leven, zal het onmogelijk zijn "om het Koninkrijk der hemelen in te gaan", tenzij zij Jezus ontmoeten en zich aan Hem alleen overgeven

 Jezus' "wee" is bestemd voir die rijken, die zich tijdens hun aardse leven door hun gedrag en leven bewust keren tegen het Evangelie en de eeuwigheidswaarden. Een dreigende voorspelling van de noodlottige gevolgen, die hun wachten aan "de overzijde van het graf". Maar, laat ons ook even stilstaan bij het volgende...
 Het is eveneens gericht tot allen, die, in welk opzicht ook, meer van het hen toebedeelde leven "nemen" dan hun werkelijk toekomt - volgens de waarde in Gods ogen. Tot allen, die, om welke reden dan ook, geen goed gebruik maken van de gaven, welke werden toevertrouwd om er mede te werken tot heil van de naasten en tot ere van Jezus Christus,

Al deze mensen, die zo ontzaggelijk rijk "geleefd" hebben, hebben hun troost weg. Dat wil zeggen, dat zij bij hun sterven in geen enkel opzicht de troost zullen vinden, die Christus belooft aan allen, die "belast, vermoeid en beladen" tot Hem kwamen en komen. Wie niet een "medearbeider met God is", het doet er niet toe "waar" en "wanneer" en "hoe", heeft geen loon te verwachten van Hem, Die zegt:

"Ziet, Ik kom haastiglijk en MijN LOON is met Mij, om een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk zal zijn" (Openb.22:12). Geen loon te ontvangen van de Grootste, Machtigste, Beste en Rechtvaardigste van alle werkgevers. Is het niet vreselijk?

Dat wij, gelovigen, dan denken aan het Schriftwoord: "GEEF en u zal GEGEVEN WORDEN: een goede, neergedrukte, geschudde en overlopende maat ; want met dezelfde maat waarmede gijlieden meet, zal ulieden weder gemeten worden" (Luk.6:38). En ook aan wat Job in zijn lijden, onder Gods toelating, heeft gezegd: "Naakt ben ik uit de moederschoot gekomen, en naakt zal ik daarheen wederkeren" . Amen.





Home | Sitemap | Inhoud