Waarom de Openbaring werd
gegeven
Het is de Openbaring, .... de ontsluiering van
de tijd van het einde
Jezus
openbart Zich aan Johannes
Vers 1-2,
De openbaring van Jezus Christus, die God Hem gegeven
heeft om Zijn dienstknechten te tonen de dingen, die haast geschieden moeten en
die Hij door Zijn engel gezonden, en Zijn dienstknecht Johannes te kennen
gegeven heeft; dewelke het Woord Gods betuigd heeft en de getuigenis van Jezus
Christus en al wat hij gezien heeft."
Wij zien hier Jezus Christus genoemd als de auteur van de Openbaring. Deze Openbaring is door God gegeven "om Zijn dienstknechten te tonen." Daarom is er ook geen excuus, geen verontschuldiging ten aanzien van enig verzuim onzerzijds; immers, ons wordt hier van Godswege getoond "de dingen, die haast geschieden moeten." Wanneer wij hierover in vers 2 lezen, dan merken wij op, dat dit betrekking heeft op de bedeling, waarin wij thans leven, dus op die van de Gemeente.
Het
betreft, in het bijzonder die gebeurtenissen, die in zo nauw en onverbrekelijk
verband staan met "de tweede komst van Jezus Christus in heerlijkheid" (vers 7),
met de volmaakte Gemeente, met de antichristelijke heerschappij en haar
uiteindelijke vernietiging door Christus en de heiligen, en met de vestiging van
het Duizendjarig Vrederijk van God, dat de ganse aarde zal bedekken.
Vers 3,
"Zalig is hij, die leest en zijn zij, die horen de woorden dezer profetie
en die bewaren, hetgeen in dezelve geschreven is; want de tijd is nabij.."
Wanneer wij vers 3 in nadere beschouwing nemen, dan ontdekken wij met welk een
ernst de Heilige Geest de inhoud van de Openbaring ons allen toevertrouwt;
hoezeer worden wij aangemoedigd om "de woorden
dezer profetie" ijverig en nauwkeurig te onderzoeken! Wij worden tevoren
gewaarschuwd tegen nalatigheid in het lezen en onderzoeken.
Laten wij in dit opzicht eerlijkheid betrachten; de Gemeente heeft zich helaas
eeuwenlang schuldig gemaakt aan dit feit, en velen in onze dagen veronachtzamen
nog steeds de kostelijke inhoud van deze informatie. Voor dezulken blijft de
Openbaring een gesloten Boek.
Het badwater des Woords
De woorden van dit vers wederspreken absoluut elke tegenspraak hiervan en elke
overweging, ieder argument, welke opkomende gedachte dan ook.
Het is de duivel, die er op uit is om onze blik af te wenden van de toekomstige
gebeurtenissen, wetende, dat zoiets noodwendig leiden moet tot een algehele
verslapping in de geestelijke toestand der kinderen Gods. Het is dan ook in het
bijzonder met deze komende gebeurtenissen voor ogen, dat zij, die geloven zoals
de Schrift zegt, "zichzelven moeten reinigen, gelijk Hij rein is." Immers, is
Hij de hoop van hun ziel. Maar dan is ook het tegendeel waar, wie deze hoop uit
het oog verliest, vergeet zichzelf te reinigen, daar is geen andere reiniging
dan die "in" en "door" het "badwater des Woords"!
De tijd is nabij
De Openbaring is het enige Boek in de Bijbel, dat een bijzondere zegen bevat
voor de gehoorzame hoorder en lezer. Deze zegen, die wij hier in dit vers, dus
in het begin van de Openbaring lezen, vinden wij eveneens uitgesproken aan het
slot; en ook daar bevestigen deze woorden ons in alle delen opnieuw de
belangrijkheid en de heerlijkheid van alle profetische waarheden: "Ziet, Ik kom
haastiglijk! "Zalig is hij, die de woorden der profetie dezes boeks bewaart" (
Openb. 22: 7). Het spreekt vanzelf, dat waar de Here Jezus Christus deze woorden
tot ons richt, en verder ook nog heeft bevolen "de woorden der profetie dezes
boeks niet te verzegelen omdat de tijd nabij is" (Openb.22:10), de inhoud van
dit Boek door ons moet kunnen worden verstaan. Daar is overvloedige genade om de woorden der profetie in dit Boek te horen, te
lezen, en ook te verstaan en te bewaren. Halleluja!- echter niet met het
alledaags, menselijk verstand, en niet in eigen kracht; maar in de kracht van de
Heilige Geest, van Wie Jezus zei, dat Hij Zijn discipelen in alle waarheid
leiden en hun de toekomende dingen verkondigen zou.
Laat ons daarom bidden om ook te ontvangen; zoeken om te vinden, laat ons
volhardend kloppen om te worden opengedaan! Het "Profetische Woord is als een
lamp schijnende in een duistere plaats". En deze lamp is hard nodig, want "de
tijd is nabij"....
Met andere woorden: het beslissende ogenblik nadert met rasse schreden, en al
heeft ook onze trouwe God eeuwenlang de vaten des toorns,(die tot het verderf
zijn toebereid), met barmhartigheid en schier onuitputtelijk geduld verdragen.
De tijd is nabij, geen nieuwe, geen andere Openbaring
zal er meer gegeven worden. Laten wij ervan verzekerd zijn: God heeft ten
aanzien van Zijn Verlossingsplan Zijn allerlaatste Woord gesproken, en de tijd
van de volvoering ervan is dicht nabij.
Vers 4,
"Hij, Die te komen staat, zal komen en niet vertoeven."
Glorie voor God! Dit derde vers stelt daarenboven voor altijd vast, dat de
gehele Openbaring één profetie is.
Vers 4-5a,
"Johannes aan de zeven Gemeenten, die in Azië zijn: genade zij u en vrede van
Hem, Die is, en Die was en Die komen zal en van de zeven Geesten, Die voor Zijn
troon zijn, en van Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene
uit de doden en de Overste der koningen der aarde."
De Kerk van God
Dit Woord leert ons, dat de Openbaring is geschreven aan de "Bloed-gewassenen",
de zeven Gemeenten, dit is de Gemeente van onze Here Jezus Christus, de Kerk van
God! Hier spreekt "de Christus van den beginne".... "de Christus van het
heden".... "de Christus Die te komen staat". Geprezen zij Zijn Naam. Welk een
gezegende groet klinkt ons door in boven aangehaalde woorden toe!
Welk een voornaam adres! "Genade zij u, en vrede van Hem, Die is en Die was en
Die komen zal”, van de eeuwige God en Vader van alle gelovigen, van Jezus
Christus, dit is: van de Zoon en van de Zeven Geesten Gods, dit is: van de
Heilige Geest in volheid.
Het getal "Zeven"
De Openbaring is met recht het Boek van het getal Zeven. Zeven is het
symbolische getal van de Goddelijke volkomenheid, van de volmaking. Dit getal
is typerend met betrekking tot de Gemeentelijke bedeling. Wij onderscheiden
hier:
. De zeven Geesten, dit is:
de volheid van de Heilige Geest,
. De zeven Gemeenten,
dit is: de volheid van de Gemeente (Openb.1:11),
. De zeven gouden kandelaren (Openb.1:13),
. De zeven sterren ( Openb .1: 16 ).
Wegname en opname
Wegname en opname, beide tezamen, maken de levende hoop der Gemeente uit. Zij
verlangt ernaar, zij wacht erop, zij verheugt zich in deze laatste dagen in een
zo nabije vervulling ervan. Want dan zal de Bruid de Bruidegom ontmoeten, dan
zal de Bruidsgemeente Hem zien, Die haar ziel bemint en alsdan zal zij Hem
gelijk zijn. Het onderwerp van haar getuigenis, sinds haar geboorte, is Jezus
Wederkomst. En terwijl zij zich verheugt in die spoedige wederkomst, waarschuwt
zij de wereld, die Hem nog steeds verwerpt, voor Zijn nabije verschijning in
heerlijkheid en voor het verschrikkelijke oordeel, dat deze wereld straks wacht.
Vers 8,
"Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Here, Die is en
Die was en Die komen zal, de Almachtige."
Alfa en Omega
Hoe wondervol, hoe bemoedigend en vertroostend.
Wondervolle woorden, vol van kracht en heerlijkheid, vooral wanneer wij deze
beschouwen in verband met wat Jezus heeft gesproken in hoofdstuk 22, vers 13,
waar Hij zegt: "Ik Ben
de Alfa en de Omega." Jezus is immers het Beeld des onzienlijke Gods, het
Afschijnsel van Gods heerlijkheid en het Uitgedrukte Beeld van Gods
Zelfstandigheid" (Hebr. 1:3).
Hij is God geopenbaard in het vlees, en waar Hij ons eerst wordt voorgesteld als
"Mens", daar wordt Hij nu door de Heilige Geest voorgesteld als "God Zelf".
Jezus is "Die is, Die was en Die komt", ja, Hij is de Almachtige! En zo getuigt de Schrift overal van Hem.1Tim.6:15-16, Jezus is "de zalige en alleen machtige Here, de Koning der koningen en Here der heren, Die alleen onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont, dewelke geen mens gezien heeft, noch zien kan.... Geen wonder, dat de Heilige Geest deze tekst besluit met: "Welke zij eer en eeuwige kracht. Amen." Wat een onuitsprekelijke en heerlijke openbaring. Alfa en Omega zijn de eerste en laatste letter van het Grieks en in de interpretatie van "Begin en Einde " worden zij alleen gebruikt voor de Here Jezus Christus in direct verband met Zijn verlossingswerk.
"Die was" ziet op de eeuwigheid van het
verleden;
"Die is"
ziet op het
heden,
De tijd "Die te komen staat", ziet op de eeuwige
toekomst.
Vol aanbidding buigen wij ons neer en geven de Zoon alle
eer, gelijk wij ook de Vader eren. Hij, Die als het eeuwige Woord "tot vlees
werd gemaakt" om ons te redden van het verderf, dat het loon is der zonde. En Die als Mens het Middelpunt aller
dingen zal zijn , is óók God over alles en allen de Here Jezus Christus. Hij
alleen zij gezegend tot in alle eeuwigheid.
De Openbaring van Jezus Christus werd aan Johannes
gegeven.
Na deze acht verzen vangt de Openbaring aan met het negende vers en wel met de
mededeling, wie de man is, aan wie het voorrecht werd geschonken om een en ander
te boek te stellen en met de uiteenzetting van de omstandigheden, waarin hij
zich bevond.
. Vers
9,
"Ik, Johannes, die ook uw broeder ben en medegenoot in de verdrukking en in
het Koninkrijk en in de lijdzaamheid van Jezus Christus, was op het eiland,
genaamd Patmos, om het Woord Gods en om de getuigenis van Jezus Christus."
Medegenoot in de verdrukking
De apostel Johannes werd dus om het
getuigenis, dat hij van Jezus Christus had en om het Woord Gods naar het eiland
Patmos verbannen. Hij noemt zichzelf "medegenoot in de verdrukking".
Merkwaardige woorden: niet als een door God
gezonden apostel komt hij tot Gods heiligen, maar als één uit hun midden, als
hun broeder en medegenoot in de verdrukking.
De Christen wordt alzo geroepen om in deze wereld
te lijden en niet om te
heersen. De wereld heeft de Here Jezus Christus verworpen en verwerpt Hem nog;
evenzo doet zij het met de Zijnen.
In zijn eerste brief schrijft dezelfde apostel: "Daarom kent ons de wereld niet, omdat zij Hem niet kent"(1 Col..3:1b). Jezus zei: "Indien u de wereld haat, zo weet dat zij Mij eer dan u gehaat heeft" (Joh.15:18). Niet zodra begon de Gemeente van de Here Jezus Christus in deze wereld een plaats in te nemen en begon zij zich heerschappij aan te matigen of zij verliet ook willens en wetens haar standpunt: haar plaats "buiten de legerplaats", en haar volheerlijke roeping als ware volgelinge van de Here Jezus Christus! Maar niet zo de apostel Johannes; hij was niet alleen medegenoot in de verdrukking, maar ook " in het koninkrijk" en "in de lijdzaamheid van Jezus Christus."
Het Koninkrijk van Christus
Dit Koninkrijk van Christus, waarvan de Oudtestamentische profeten hebben
gesproken, zal geopenbaard worden in kracht en in heerlijkheid! Dan zal alle
verdrukking en lijdzaamheid voorbij zijn. In onze dagen wordt er verdrukking
gekend, omdat dit Koninkrijk nog in lijdzaamheid wordt gepredikt. Hoe méér
verdrukking, hoe méér lijdzaamheid om Jezus’ wil wordt verdragen, hoe méér
heerlijkheid ons van boven geschonken wordt!
Tegenwoordig gelooft men niet meer, dat de Gemeente van Jezus Christus in de
laatste dagen dezelfde verdrukking als in vroegere tijden zal kennen.
Er wordt geloofd, dat deze verdrukking er meer één zal zijn met een geestelijk
karakter. Laten wij echter niet vergeten, dat wij juist in deze tijdsbedeling
staan aan de vooravond van wereldomvattende gebeurtenissen, en dat reeds vele
duidelijke kentekenen wijzen in de richting van het martelaarschap. Daar zijn
zelfs reeds symptomen, die ons spreken van een martelaarschap, dat niet alleen
straks wordt herhaald; maar dat in omvang en in wezen alle vorige zal
overtreffen!
Op grond van de Schriftopenbaring kunnen wij rekenen op de "de Grote
Verdrukking", die in de slotdagen van deze bedeling van de tijd zal worden
gekend. Een periode van drie en een half jaar, waar doorheen dat
deel van de Gemeente des Heren zal gaan, dat wij in de Schriften kennen als "de
groep van "de
vijf dwaze maagden" (Matth.25).
Laat ons derhalve biddend blijven, opdat wij geestelijk bekwaam kunnen worden
gemaakt om deze tijd te ontvlieden, en zo wij deze tijd zullen moeten meemaken,
om door genade deze periode te kunnen volharden, wanneer van ons zal worden
geëist om onze liefde voor Christus te betonen. Wanneer Christus wordt
geopenbaard in heerlijkheid komt aan alle weedom, aan alle verdrukking, een
einde, en dan zullen wij met Hem heersen.
Wij hebben gemeenschap met Jezus in Zijn lijdzaam wachten op de openbaring van
Zijn heerlijkheid, hetgeen naar mijn mening tot uitdrukking komt in dat
merkwaardige getuigenis van de apostel Johannes, dat hij was medegenoot "in de
lijdzaamheid Jezus Christus.".
De woorden, die wij lezen in verband met Johannes’
verbanning dienen niet alleen om de oorzaak aan te duiden van die door mensen
bewerkte verbanning, maar ook van het door God daarmee "beoogde doel".
Het eiland
Patmos
Patmos is nu de plaats geworden in de
geschiedenis van deze wereld en van de Gemeente van de Here, waarvoor de
apostel Johannes de verborgenheden van Gods raadsbesluit met betrekking tot deze
wereld en Zijn Gemeente onthuld zijn. De wereldlijke macht toentertijd heeft in
haar vervolgingswoede nimmer kunnen vermoeden, welk een grote dienst zij Gods
heiligen heeft bewezen. Halleluja! En
beide, zowel het Woord van God als de zogenaamde Kerkgeschiedenis, bevatten
talrijke, soortgelijke voorbeelden, die als bewijs dienen van het feit, dat de
vijanden van het kruis hun wil hebben moeten aanwenden tot volvoering van Gods
raadsbesluiten.
Vers 10a,
"En ik was in de geest op de dag des Heren."
"In de geest" wat beduidt, dat Gods dienstknecht zich compleet bevond onder de
heerschappij van de Heilige Geest. Met andere woorden, Johannes was "der wereld
gans en al gestorven en levend in Christus". Glorie voor God! Wat een wondere
genade! "Op de dag des Heren"; hier wordt niet bedoeld de dag van Zijn wederkomst op
aarde, maar "de dag die Hem toebehoort". Deze is geen andere dag dan "de eerste
dag der week", die Hem gewijd is.
Deze is de dag van Zijn opstanding en daarom de eerste dag van "de nieuwe schepping". De Christen begint naar mijn mening dus dáár, waar de Jood eindigt, namelijk in de rust van God. Wij verheugen ons door Gods genade in Zijn liefde. Op die dag ondervond Johannes in een buitengewone mate de werking en de alles overheersende macht van Gods Geest….. Het was in deze voor de wereld en de vleselijke mens onbegrijpelijke toestand, dat Johannes' zintuigen uitermate verscherpt waren, zodat hij het hierna volgende kon horen en zien. De Openbaarder stelt Zich nader voor:
Vers 10b -11a,
"En ik hoorde achter mij een grote stem, als van een
bazuin, zeggende: Ik ben de Alfa en Omega …de Eerste en de Laatste.”
Johannes zag toen nog niets, maar die Stem beval hem
op te schrijven in een boek, hetgeen door hem werd gezien en om dat boek te
zenden aan "de Zeven Gemeenten, die in Azië zijn.
Vers 11b,
"En hetgeen gij ziet, schrijf dat in een boek, en zend het aan de zeven
Gemeenten, die in Azië zijn, namelijk naar Efeze en naar Smyrna, en naar
Pergamus en naar Thyatira
en naar Sardes en naar Filadelfia en naar Laodicea.”
Het profetisch karakter van de brieven
Dat boek moest dus de Openbaring van de Here Jezus behelzen, naast de zeven
brieven gericht aan die Gemeenten, aan de zeven Gemeenten. De zeven
Gmeenten vormen
samen onweerlegbaar de "Gemeente, het Lichaam van Jezus Christus!"
Wel een zeer duidelijk bewijs van het
profetisch karakter van deze brieven. Over dit
geestelijk Lichaam in haar volheid oefent de Heilige Geest in de volkomenheid
van Zijn ambt de zeven Geesten over de zeven
Gemeenten, volle
controle uit.
Vers 12,
"En ik keerde mij om, om te zien de stem, die met mij gesproken had en mij
omgekeerd hebbende, zag ik zeven gouden kandelaren."
"Zeven gouden kandelaren", dat is: de Gemeente van de Here Jezus Christus, de
Kerk van God, de Gemeente in haar verantwoordelijkheid als "de draagster van het
Licht.' Helaas heeft de Gemeente ten aanzien van deze verantwoordelijkheid
gefaald! Ofschoon hier deze "zeven gouden kandelaren" het hoofd onderwerp
vormen, wordt onze opmerkzaamheid toch gericht op Hem, Die te midden van deze
wandelt. De Here Jezus Christus verscheen Johannes als de "verheerlijkte Here" te midden
van die zeven gouden kandelaren.
Hij was gekleed in "het kleed der
verheerlijking" om nu Zijn laatste woorden tot Zijn beminde Gemeente te
richten....Het waren woorden, die als het ware met bloed werden neergeschreven.
Jezus was verschenen met het doel om de laatste hand te leggen aan de volkomen
verzoening van Zijn Bruidsgemeente. Welk een subliem gezicht!
Dan volgt een
beschrijving van de Here Jezus Christus, Die geheel in overeenstemming is met
het karakter van Zijn verschijning...
Vers 13,
"En in het midden van de zeven kandelaren Ene, de Zoon des mensen gelijk
zijnde; bekleed met een lang kleed tot de voeten, en omgord an de borsten met
een gouden gordel."
Een lang kleed tot aan de voeten drukt hier zowel Koninklijke-
als priesterlijke majesteit uit, terwijl "de gouden gordel aan de borsten"
spreekt van Zijn Goddelijke gerechtigheid.Wij vinden een schoon schaduwbeeld van
deze verschijning van de Heer in Leviticus 16:2-4, waar de Hogepriester van
Israël, gekleed in zijn witte rok, binnentreedt in het heiligdom op de Grote
Verzoendag!
Wij hebben hier te maken met het tegenbeeld van de Here Jezus Christus in Zijn
aureool van Licht, ter vervolmaking van Zijn Gemeente.
Wanneer wij nu Zach.4:2 onder de loep nemen, zo
lezen wij er: "En hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: "Ik zie en ziet,
een geheel gouden kandelaar en een oliekruikje boven deszelfs hoofd en zijn
zeven lampen daarop, die lampen hadden zeven en zeven pijpen, dewelke boven zijn
hoofd waren."
Niet door kracht
Wij zien hier weer een geheel gouden kandelaar,....het beeld van de Gemeente van
de levende God, en een oliekruikje is bovendien verbonden door zeven pijpen met
de kandelaar en door deze pijpen vloeit de olie..
Toen de profeet geen antwoord
geven kon op de vraag,
wat
dat gezicht toch wel beduidde, gaf de Here Zelf de volgende uitleg: "Niet door
kracht".
"Niet
door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden"
(Zach.4:6). Hiermede wilde de Here zeggen, dat bij de vervolmaking van de
Gemeente geen menselijke kracht, noch menselijke eer of talent enig aandeel aan
dat werk zou hebben! Enkel en alleen de Heilige Geest kan dat werk voleindigen!
Met dat lange witte kleed van Zijn rechtvaardigmaking zal Hij Zijn met bloed gekochte Gemeente straks ook bekleden (verg. Openb. 7:9,13-14; 19:8) , terwijl de profeet Jesaja ook heeft gesproken van diezelfde gordel der Gerechtigheid en der Waarheid (Jesaja 11:5. "Want Gerechtigheid zal de gordel Zijner lendenen zijn, ook zal de waarheid de gordel Zijner lendenen zijn." Laat ons nu acht slaan op de verdere beschrijving van onze Hogepriester, Die Zich "in het midden van die zeven gouden kandelaren" bevindt....
Vers 14a,
"Zijn hoofd en haar was wit, gelijk als witte wol. Desgelijk sneeuw."
Het beeld van volwassenheid
Hier wordt hoofd en haar gezien als witte
wol, gelijk sneeuw;
een en
ander vormt het beeld van volwassenheid.
In Daniël 7:9 en 13 wordt de Zoon des mensen
gezien,
komende tot de God de Vader: en de Laatste wordt genoemd: "de Oude van Dagen".
Op
Jezus is deze benaming ook van toepassing, want de Zoon draagt dezelfde titel
van de Vader (zie in dit verband Openb.1:8 en 4).
Hier is sprake van
volwassenheid.
En er is
derhalve geen sprake van een “nieuweling" in de kennis van toekomende
gebeurtenissen. Ja, hier is sprake van Eén, Die AL de kennis bezit en
alle wijsheid!
Johannes, die in zijn Evangelie heeft geschreven: "Het Woord was bij God en het
Woord was God" en... "het Woord is vlees geworden", aanschouwt in dit profetisch
gezicht de Zoon des mensen met al de zinnebeelden van de Godheid eigen.
Vers 14b,
"En Zijn ogen gelijk een vlam vuurs."
VUUR komt steeds voor als het beeld van oordeel .
Niets kan verborgen blijven voor Zijn alziend oog. Dat de Gemeente van Jezus
Christus dit toch nooit vergete: In de meest verborgen hoek van de menselijke
ziel ziet God die dingen, die schadelijk en funest (kunnen) zijn voor de
geestelijke groei van zowel de Gemeente als Lichaam, als van het individuele lid
van dat lichaam.
Hoe zeer hebben wij dit vuur van uitbranding en oordeel nodig, voor al onze
verborgen afdwalingen! Hebben wij dus te maken met Zijn alziend en oordelend
oog, ook Zijn onbuigzame gestrengheid en Zijn onbewegelijke beslistheid in de
uitvoering van dat oordeel vinden wij hier uitgedrukt en wel in de volgende
bewoordingen:
Vers 15a,
"En Zijn voeten waren blinkend koper gelijk', en gloeiden als in een oven."
Koper het symbool van oordeel
Wij denken aan het koperen brandofferaltaar en idem wasvat, welke beide moesten
dienen tot verzoening der zonden... Hier krijgen wij het beeld van blinkend
koperen voeten, die... reinheid en oordeel itdrukken. Hij alleen is gerechtigd
om te oordelen en wij kunnen ervan overtuigd zijn, dat Hij dit ook zal doen,
opdat Hij iedere zonde zal kunnen verzoenen om de Gemeente te kunnen laten staan
in haar blinkend gewaad der rechtvaardigmaking.
In Openb.19:15 staat geschreven: "Hij treedt de wijnpersbak van de wijn des
toorns en der gramschap des Almachtigen Gods".
Dit treden
doet Hij met die voeten, een renigend oordeel.
De Gemeente kan gerust zijn in haar wetenschap: Gods
oordeel begint bij haar, bij het Huis Gods: Zij weet zodoende, waaraan zij zich
te houden heeft. God helpe ons allen!
Vers 15b,
"Zijn stem als een stem van vele wateren."
De stem van de Here is
een alles doordringende stem, ze gaat uit tot de einden
der aarde om met de macht en de majesteit van de Almachtige het oordeel uit te
spreken; nà de uitbranding door Gods oordeelsvuur behoeft de Gemeente de
verfrissing der vele wateren: welk een wondere genade is er bij Hem te vinden.
Zijn Geest zal zijn als "Stromen van vele wateren"!... Wij hebben hier te maken
met de kracht van Zijn Woord voor bemoediging of bestraffing.
Zijn stem is als een stem van vele wateren en toch vol van Goddelijke harmonie.
Het is ons wonderlijk te moede als wij daarenboven nog de gevarieerdheid gewaar
worden van deze wondermachtige stem.
In Joh. 8: 11
is diezelfde stem zacht en teder voor die zonde zo zieke ziel.
"Jezus zeide tot haar: Zo veroordeel Ik u ook
niet; ga heen en zondig niet meer.'" Geprezen zij zijn Naam.In het leven van de
dreigende en moordlustige Saul van Tarsen daarentegen is het geluid van die stem
als de donder:"Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij?. . . En de Here zeide: Ik ben
Jezus, , Die gij vervolgt. Het is u hard de verzenen tegen de prikkels te slaan"
(Hand. 9: .1-5).
Scherp en doordringend is die stem in het leven van de hypocriet en Farizeeër
(Matt. 23),maar ook uitnodigend en vertroostend voor elke moede en
terneergeslagen ziel...."Kom herwaarts tot Mij allen, die vermoeid en belaad
zijt, en Ik zal u rust geen....Mijn juk is zacht en Mijn Last is licht."
Vol van
sympathie en medeleven richt die stem zich tot de kinderen in de volgende
bewoordingen: "Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert ze niet."
Halleluja!
En hoe opbeurend en vertroostend kan diezelfde zoetvloeiende stem spreken tot
bedroefden.
Luister maar. ."En de Here haar ziende, werd innerlijk met ontferming bewogen
en zeide tot haar: Ween niet … .;
en Hij zeide: Jongeling, Ik zeg u, sta op; en
Hij gaf hem aan zijn moeder" (Luk. 7: 1 1-15).
Wanneer wij Openb. 13: 1 en 19 : 15
onderzoeken, komen wij tot de conclusie, dat er van wateren ook gesproken wordt
in de zin van volkeren en scharen en natiën en tongen.In de eindtijd richt deze stem zich in een machtige proclamatie tot ALLE natiën
en dan luidt ze gebiedend, overredend, terechtwijzend! De tijd is nog maar erg
kort en duisternis valt reeds op deze oud geworden aarde. Straks komt
onherroepelijk de nacht en dan is iedere gelegenheid voorbij,
ook voor de
natiën!.
Vers 16a,
"En Hij had zeven sterren in Zijn rechterhand. "
Hij houdt zeven sterren vast. Zijn Hand, een alleszinds bekwame hand, houdt
zeven sterren vast. Deze sterren worden door de Here Zelf later aangeduid als de
"symbolen" der zeven engelen van de zeven Gemeenten. Met die "engelen" bedoelt
Hij niemand anders dan de respectievelijke voorgangers van die Gemeenten.
Immers, iedere brief opent met een "Schrijf aan de Engel der Gemeente".
De sterke, vaste greep van die krachtige Hand ondersteunt en bewaart Zijn
dienstknechten, wier positie hen zo dikwijls blootstelt aan bijzondere gevaren!
Sterren zijn over het algemeen typebeelden van de
Heilige Geest; een ster kan ook het symbool zijn van een met de Geest vervulde
mens, óók wel van een autoriteit of van een heerser.
Num. 24:17, "Ik zal Hem zien, maar nu niet; ik zal Hem aanschouwen, maar niet
nabij. Er zal een ster voortgaan uit Jacob en er zal een scepter uit Israël
opkomen, die zal de palen der Moabieten verslaan en zal de kinderen van Seth
verstoren."
Hier in de brieven betekent Engel "BOODSCHAPPER". Let nu eens op
DE
plaats, waar Hij staat, Die de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt. Hij
staat te midden
van de gouden kandelaren,
te midden van de zeven gemeenten.
Hij is de
Vervuller van Zijn belofte: "Ziet, Ik ben met u alle dagen...." (Matth. 28:20).
En dit beeld slaat niet alleen op de belofte, maar óók op deze volgende: "Waar
twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen"
(Matth. 18:20).
Vers 16b,
"En uit Zijn mond ging een tweesnijdend scherp zwaard."
Dit zwaard wordt gehanteerd door Hem, Die het gericht door het Woord Zijns monds
uitvoert en niemand vermag Hem te wederstaan. In Openb. 19:15 lezen wij: "En uit
Zijn mond ging een scherp zwaard". Dit zwaard is scherp op de snede aan beide
zijden.... voor een tweevoudige werking:
het
moet IN-snijden en uit-snijden. Het zwaard van souvereiniteit! Dat wij dit toch
goed verstaan! Want "Het Woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig
tweesnijdend zwaard" zegt de apostel Paulus in Hebr.4:12.
Het is door dit Woord, dat de Zoon des mensen oordelen zal;
in de eerste plaats degenen, die van Hem afgevallen zijn!
Wat zal het gevolg
hiervan zijn? Evenmin als het mogelijk is in de zon te staren, wanneer die
schijnt in Zijn kracht, alzo is het een onmogelijkheid om voor Zijn aangezicht
alsdan te bestaan. Welk een majesteit en hoe grote heerlijkheid straalt ons
tegen uit elke trek van onze verheven Hogepriester!
Hij,
Wiens voeten eenmaal in de geschiedenis van deze wereld onze aarde hebben
betreden,
staat hier in dit machtig visioen in alle hoogwaardigheid en gestrengheid van
een hemelse Rechter, en met het autoritair gezag van de Koning der Eeuwen voor
de door Gods Geest verlichte ogen van de geliefde apostel.
Vers 16c,
"En Zijn aangezicht was gelijk de zon schijnt in haar kracht."
Terecht vraagt men zich af, hoe het mogelijk is voor de sterveling om zo'n
aangezicht te aanschouwen zonder te bezwijken. De apostel Johannes zou nimmer
die allesverblindende glans van de Goddelijke Majesteit hebben kunnen verdragen
zonder die wondere genade, waardoor het hem mogelijk werd gemaakt om in Hem
eveneens de Heiland van zondaren en de eens-en-voor-allen gekruisigde Christus
te zien. Glorie voor God! Het is daarom begrijpelijk en te verstaan, wanneer
wij lezen:
Vers 17a,
"En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten.
En Hij legde Zijn rechterhand op mij...."
Dit is voorwaar een hoogst ernstige getuigenis!
Wat had dit aanschouwen van Jezus, zijn Heer, een effect op Johannes' leven!
Voorwaar, Hij is bekleed met de heerlijkheid der zonneglans; er is immers in Hem
gans geen duisternis! God is licht! Hoe geweldig was de uitwerking! De krachten
weken uit het lichaam van Johannes en hij viel "als dood" neer aan de voeten van
zijn Meester.
Deze zelfde ervaring hadden onderscheidene profeten gekend.
Daniël en Ezechiël ervoeren haar (Dan.10:9 en Ezech.1: 18). Hun levenskrachten
vloden heen en ook zij vielen als levenloos ter aarde....In het geval van
Johannes raakte de Here Jezus Zijn apostel aan en deze aanraking was er één in
de kracht van de dood en opstanding van Hem, Die leeft tot in alle eeuwigheid.
Zodoende werd Johannes in staat gesteld on de diep-geestelijke ervaringen in
profetie en in gezicht te kunnen genieten, en om ze daarna te kunnen optekenen.
Kon dan Johannes die hemelse glans en heerlijkheid van Zijn Heer en God niet
verdragen en moest hij onder de overweldigende indruk van die heerlijkheid
neerzijgen als dood, het opleggen van die wonderwerkende hand op hem, werkte
waarlijk vertroostend en versterkend uit. Dit ging gepaard aan de uitroep van de
volgende geruststellende en vertroostende woorden:
Vers 17b-18,
("zeggende:) Vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste; en Die leeft, en Ik
ben dood geweest en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de
sleutels der hel en des doods."
Het is alsof de Here Jezus de apostel heeft willen duidelijk maken: "Ik ben
de
Overwinnaar; Ik heb door Mijn dood de duivel, die de macht van de dood had, te
niet gedaan en Ik heb de sleutels van de dood en de hel. Bij Mij zijt gij
veilig; u en allen, die vanwege Mijn genade in hetzelfde zaligmakend geloof
mogen staan, treft geen oordeel meer, want dat oordeel heb IK in Mijn eigen
lichaam op het kruis gedragen."
Is
er heerlijker getuigenis denkbaar?
Is er iets meer wondervol dan de bevestiging bij monde van de Here Jezus
Christus Zelf van het Woord, destijds gelegd in de mond van Zijn geliefde
apostel; het Woord dat wij nu kunnen vinden in Johannes' eerste brief: "Hierin
is de liefde bij ons volmaakt, opdat wij vrijmoedigheid mogen hebben in de dag
des oordeels, dat gelijk Hij is, ook wij zijn in deze wereld" (1 Joh.4:17).
Niet zodra heeft Johannes deze geestessterkende woorden vernomen, of hij was dan
ook in staat om de heerlijkheid des Heren te aanschouwen, en de verdere
mededelingen te ontvangen van Gods komende oordelen en gerichten over de
Gemeente en de wereld. Er zijn naar aanleiding van datgene wat in de verzen 17
en 18 wordt betuigd, bindende conclusies te maken:
"IK
BEN de Eerste" - Jezus bezit de Hoogste Prioriteit.
"IK BEN de Laatste” - Er is buiten Jezus niemand meer.
"IK BEN levend" - Jezus kent onsterfelijkheid.
"IK BEN dood geweest" - menseljkheid is Jezus eigen.
"IK BEN levend in alle eeuwigheid", en "IK HEB de sleutels der hel en des doods"
Jezus bezit SUPERIORITEIT.
Het is in verband met het bovenstaande, dat de psalmist in zijn lof- en danklied
voor de overwinning kon zingen: "Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de
gevangenis gevankelijk gevoerd...Die God is ons een God van volkomen zaligheid;
en bij de Here Here zijn uitkomsten tegen de dood" (Psalm 68:19-21).
De Schriften spreken ook nog van de
volgende sleutels: Jes. 22:22; Openb. 3:7, "En Ik zal de sleutel van het huis
van David op Zijn schouders leggen; en Hij zal opendoen en niemand zal sluiten;
en hij zal sluiten en niemand zal opendoen."
Luk. 11:52, "Wee u, gij
Wetgeleerden, want gij hebt de sleutel der kennis weggenomen; gijzelven zijt
niet ingegaan en die ingingen, hebt gij verhinderd."
Matth.16:19, "En Ik zal u
geven de sleutel van het Koninkrijk der hemelen; en zo wat gij binden zult op de
aarde, zal in de hemel gebonden zijn, en zo wat gij ontbinden zult op de aarde,
zal in de hemelen ontbonden zijn."
Vers 19,
"Schrijf hetgeen gij gezien hebt en het geen is en hetgeen geschieden zal na
deze."
Wij dienen steeds voor ogen te houden, dat het Boek Openbaring in alle opzichten
PROFETISCH is. Heel het Boek van het begin tot het einde toe, bevat "de woorden
dezer profetie".
De apostel des Heren kreeg hier opdracht om ALLES wat hij
zag op te schrijven. In verband met het alleszins profetisch karakter van
hetgeen hij te zien zou krijgen, zou ik nog willen opmerken, dat deze gezichten
alle betrekking hebben op "toekomstige gebeurtenissen". Zij slaan in elk geval
geenszins op feiten, die toentertijd reeds in het verleden lagen.
1. "Hetgeen gij gezien hebt"
Johannes had de Zoon des mensen gezien - "de Oude van Dagen" de gestorven en
opgewekte Christus, Die de Zijnen in absolute veiligheid stelde, zodat zij
zonder enige schroom of vrees Zijn heerlijkheid zouden mogen aanschouwen, ja,
opdat zij zelfs met levensmoed en vertrouwen de dood tegemoet zouden kunnen
treden.
2. "Hetgeen is"
Dit slaat op de Gemeente van de levende God, die in de haar opgedragen taak
heeft gefaald en waardoor zodoende het Goddelijk oordeel zich op haar bevindt.
Een en ander wordt voorgesteld in de toestand van de toentertijd bestaande
lokale gemeenten in Klein-Azië.
3."Hetgeen geschieden zal na deze"
Naar mijn mening bevat dit deel de grootste portie van deze profetie. De volle
aandacht wordt gevraagd voor gebeurtenissen, waarvan God Zich, nadat de
geschiedenis van de Gemeente voorbij is, bedienen zal om de boze wereld en het
Jodendom te oordelen, en om Zijn Enig geborene te verheerlijken als Hoofd van de
ganse schepping.
Vers 20,
"De verborgenheid der zeven sterren, die gij gezien hebt in Mijn rechterhand
en de zeven gouden kandelaren. De zeven sterren zijn de engelen der zeven
Gemeenten, en de zeven kandelaren, die gij gezien hebt, zijn de zeven
Gemeenten."|
Christus verklaart
het Gezicht
In dit vers wordt dan de verklaring gegeven, waarover reeds eerder is
geschreven. Wanneer wij nu de aanhef lezen van de hierna volgende zeven brieven
aan de zeven Gemeenten, zo wordt het ons duidelijk, dat de voorgangers van die
Gemeenten als één met die Gemeenten worden
beschouwd. In het begin van elke brief namelijk, richt de Hogepriester Zich als
volgt tot de engel (leest: voorganger) der Gemeente:
"Schrijf aan de engel der Gemeente van …..”
In de aanhef wordt de voorganger onderscheiden van de Gemeente, maar als Hij aan
het einde van de brief komt, zegt Hij telkens weer: "Die oren heeft, die hore
wat de Geest tot de Gemeenten zegt." Hier wordt ook de voorganger gerekend als
tot de Gemeente te behoren, dus één met haar te zijn!
Daar zijn verder nog
andere uitdrukkingen en dergelijke, die duidelijk aantonen, dat de
verantwoordelijkheid niet wordt gelegd op de schouders van de engel (voorganger).
maar op de Gemeente zelf, als een collectief geheel.
Ofschoon dus de voorganger (de engel) als de
vertegenwoordiger der Gemeente wordt voorgesteld, is het nochthans
de toestand
van de Gemeente, waarmee de Hoge priester Zich bezighoudt. Wij kunnen dus gevoegelijk zeggen, dat wij derhalve niet moeten denken aan
bepaalde personen, die door de Heilige Geest zijn aangesteld, en als zodanig
verantwoordelijk zijn, maar wij moeten in deze engelen (voorgangers) de
zedelijke vertegenwoordigers zien van de respectievelijke Gemeenten.
De Here Jezus ziet dus de gehele Gemeente in Zijn
engel verpersoonlijkt zodat Hij, schrijvende aan de engel der Gemeente , Zich in
feite richt tot de Gemeente zelf.
Dan nog dit feit: hoe dikwijls verliezen wij de waarheid
uit het oog, dat de Here Jezus Christus de sterren, dit zijn de engelen der
Gemeenten in Zijn rechterhand houdt. Wij worden hierdoor naar al te
dikwijls verslagen! Laat ons er steeds aan blijven denken, dat wij in Zijn vaste
greep geborgen zijn! Glorie voor God en Christus.
In deze verhandeling van
hoofdstuk 1 van het Boek Openbaring heb ik u mogen wijzen op de hoogst heerlijke
verschijning van onze
Here Jezus Christus als de ware HOGEPRIESTER, Die met
Zijn "uriem en tummim" heerlijkheid" verscheen TEMIDDEN van Zijn Gemeente(n) met
geen ander
doel, dan om deze toe te bereiden voor de apotheose van Zijn
wederkomst in de
glorie van Zijn Vader en op de wolken des hemels.
Het is aan het einde van dit
zelfde Boek, dat Hij in de zelfde heerlijkheid
verschijnt, doch dan voor een Hem hatende en verwerpende wereld om dan "met
vlammend vuur wraak te doen over al degenen, die God niet kennen en over
degenen, die het eeuwig Evangelie van onze Here Jezus Christus niet gehoorzaam
zijn" (2 Tess. 1:8-9).
Ik wil hier aan het eind van het eerste hoofdstuk nog het feit op de voorgrond
stellen, dat de Here Jezus Christus, als de Overste Leidsman en Voleinder van
alle geloof, en als de eeuwige Hogepriester en Hoofd van Zijn Lichaam, actievol
staat te midden van Zijn Gemeente,
gereed om de toestand van die Gemeente te
onderzoeken.. en te oordelen.
Reeds in het begin treedt het karakter
van de brieven duidelijk naar voren: Hij, Die de zeven sterren in Zijn
rechterhand houdt en Die te midden van de zeven gouden kandelaren wandelt; Hij
vestigt Zijn allesdoordringende blik op de Gemeente en roept haar dan toe:"IK
weet
uwe
werken!"