Aanvang en slot van het
duizend jarig Vrederijk
Wij hebben in het
vorengaande hoofdstuk al gezien, dat de Here Jezus Christus door de verdelging
van Zijn vijanden, niet alleen een einde maakt aan de tegenstand van de duivel
en satanas, maar, dat Hij hem zelf grijpt en hem duizend jaren bindt.
Vandaar dan ook, dat dit hoofdstuk opent met de
volgende woorden in
Openb. 20:1-3
Welk een vreugde zal er
dan zijn onder allen, die het aardrijk bewonen!
Verheugen zich de hemel-bewoners met
onuitsprekelijke
vreugde, als de duivel uit de hemel geworpen wordt op de aarde, en de aanklager
der broederen zijn plaats in de hemelse
sferen voor goed heeft
verlaten, niet minder groot zal de blijdschap zijn onder de bewoners van de
aarde, wanneer hij voor duizend jaar in de afgrond gebonden zal zijn.
Wanneer hij dan gebonden is, zal de Here Jezus, de Vorst des Levens, de
Vrede-Koning, de teugels van alle bewind in handen nemen en op aarde regeren.In
het vorige
hoofdstuk zagen wij Hem uit de
hemel
komen, om Zijn vijanden te verdelgen. En als Hij dat zal hebben gedaan, neemt
de vestiging van Zijn Duizendjarig Koninkrijk een aanvang, waarvan de profeten
van zowel het
Oude
als Nieuw-Testament getuigen.
De
sleutel van de bodemloze put
De Engel, Die uit de hemel komt en Die "de sleutel van de bodemloze put en een
grote keten heeft", is de Here Jezus Zelf. Alle oordeel is immers Hèm alleen
gegeven, gelijk er geschreven staat: "Want ook de Vader oordeelt niemand, maar
heeft al het oordeel
de Zoon gegeven" (Joh. 5:22) .Gods heiligen zullen alsdan
1000 lange jaren met Christus heersen (v.6) . Alle profeten van het Oude
Testament getuigen ervan. De Here Zelf heeft meerdere malen erover gesproken
gedurende Zijn bediening op aarde. En de apostelen hebben zowel in hun brieven,
als in hun predikingen er over gesproken.
Johannes de Doper heeft ernaar
verwezen.
Dit Koninkrijk zal alsdan worden gedemonstreerd in alle heerlijkheid, als
de Koning ervan (evenals de welgeboren man in de desbetreffende gelijkenis eerst
naar een veraf gelegen land, dit is de hemel, was gegaan, en vervolgens
wederkeerde) op de door de Vader bepaalde profetische tijd zal wederkeren, om
alle ergernissen van de aarde te verwijderen , om de goddelozen te vernietigen
en om dit Vrederijk dan op te richten .
Onder de 5de Bazuin ontving de antichrist de sleutel van de bodemloze put
(Openb.9: 1) . Nadat deze antichrist is verslagen, heeft Jezus Christus de
sleutel.
Let op: de
draak is verschrikkelijk;
de oude slang is een leugenaar en misleidend;
de duivel is een leugenaar en verleider;
satan is de tegenstander.
In Openb.12:9 wordt dit duidelijk gezegd. Welk een heerlijke
toestand zal er dan straks op aarde zijn, als hij
duizend jaren gebonden is. Dit Koninkrijk zal vol zijn van de glorie van God.
Halleluja! De vloek van de aarde zal alsdan opgeheven zijn, en de aarde zal geen
doornen en ook geen distelen meer voortbrengen. De woestenijën zullen vruchtbaar
worden, zodat de mens niet langer in het zweet zijns aanschijns zijn brood zal
behoeven te eten. Dit alles is geprofeteerd, en nog veel meer. Laten wij de
volgende passages biddend onderzoeken: Jes. 55:13; 35: 1-2; 60:11; Hosea 2,
Micha 4:3-4; Jes.2:18; 30:1.
Het Vrederijk
Iets over de Heerlijkheid van het 1000-jarig Vrederijk. Allen zullen de Koning,
de Here der heirscharen aanbidden en feest vieren (Zach. ) . De aarde zal vol
zijn van de kennis des Heren, gelijk de wateren de bodem van de zee bedekken
(Hab. 2:14) . Allen zullen Hem, de Rechtvaardige,
kennen en Zijn wetten zullen in alle harten geschreven zijn (Ezech. 39: 27; Jer.
31:31). Doch het heerlijkst van alles is, de Here
Zelf te aanschouwen - dit overtreft al het andere. Hij zal op de aarde
verschijnen, maar woont met Zijn Bruid in de hemelen. Aller oog zal Hem zien;
niet éénmaal of twee malen, maar even zo vele malen als het nodig zal zijn en
altijd naar de alwijze raadslagen en voornemens van God. Welk een onvoorstelbaar
voorrecht en welk een wonderlijke heerlijkheid. Deze zijn niet met onze woorden
te beschrijven.
Hoe heerlijk zal het zijn, om zich onder Zijn heerschappij te stellen; om zich
onder deze Koning der koningen te buigen gelijk Hij is: zó alwijs, dat Hij Zich
nooit kan vergissen; ze rechtvaardig, dat Hij over allen met dezelfde
gerechtighei zal heersen; zó volmaakt in Zijn reddende liefde, dat Hij allen met
alle tederheid zal behandelen - en zó machtig, dat Hij in Zijn Vrederijk en in
het ganse universum alles in de beste orde en conditie zal bewaren. 0, glorie
voor Jezus! Hoe heerlijk, en toch voor ons nog zo "onwezenlijk" is het feit dat
de Bruidsgemeente aan deze wondervolle heerschappij zal deelnemen; want wij
lezen in
ers
4a,
"En ik zag tronen, en zij zaten op dezelve; en het oordeel werd hun gegeven."
De apostel Paulus heeft aan de Korinthiërs geschreven: "Weet gij niet, dat de
heiligen de wereld zullen oordelen? " In de Brief aan Thyatira wordt aan de
overwinnaars beloofd, dat zij macht over de volken zullen ontvangen. Wij geloven
dan ook, dat aan allen, die tot de Bruidsgemeente van Jezus Christus behoren, de
heerschappij gegeven zal worden, door Hem, die de Koning-Bruidegom is. Degenen,
die denken, dat al deze dingen in de hemel gebeuren (in vervulling zullen gaan)
vergissen zich deerlijk, wat zou er in de hemel voor Gods heiligen te oordelen
zijn? Als op de aarde zulk een toestand van heerlijkheid zal zijn hoeveel te
meer in de hemel!?Deze beloften des Heren vinden straks hun vervulling op de
aarde, waardoor het mogelijk zal zijn voor Gods heiligen, om met Hem in
gerechtigheid te heersen. Amen.
Waardevolle notities
De mensen beweren dikwijls, vooral in de tijd, waarin wij leven, dat de
verkondiging van een "aards duizendjarig Koninkrijk of Millennium", nergens in
de Bijbel gegeven wordt en dat een dergelijke uitdrukking een vinding, een
verzinsel van mensen is, en derhalve niet is gegrond in de Bijbel- dus
onschriftuurlijk. Ten aanzien van een dergelijke bewering en stellingname,
willen wij alleen het volgende naar voren brengen. Het blote feit, dat een
bepaalde uitdrukking niet in de Schriften gebruikt wordt, is op zichzelf nog
geen bewijs, dat de leerstelling, die op een dergelijke uitdrukking betrekking
heeft, niet wordt geleerd. Daar zijn in dit opzicht voorbeelden te over!
Het woord, de benaming "Drieëenheid" vinden wij
ook niet in de Bijbel. Toch zijn alle waarachtige Christenen het roerend eens,
dat er drie Personen zijn in de Godheid; en zij geloven dan ook in de
leerstelling van de Drieëenheid.
Het woord
"substitutie" wordt ook niet gevonden in de
Bijbel; maar desondanks staat er wel geschreven: "Hij is om onze overtredingen
verwond" (Jes . 53:5a). Wie zal durven ontkennen, dat dit "substitutie"
(plaatsvervanging) is? Wij gaan nog even verder ter ontzenuwing van het
ingenomen verkeerde standpunt als boven bedoeld.
Waar vinden wij in de Bijbel
deze uitdrukkingen: "een
eeuwig zoonschap"
, "ontaarding", "incarnatie", en nog vele andere van dergelijke uitdrukkingen?
Toch hebben al deze betrekking op de onwederlegbare en grote waarheden, welke
ons worden geleerd door Gods feilloos Woord.
Bovendien kunnen zij niet los
gemaakt worden, noch gedacht van de gezonde leer
van Christus en van het Christendom!
Wij concluderen derhalve, dat het ontbreken van een "naam" of "titel", of
"uitdrukking" nog geen bewijs is, dat een leerstelling als zodanig geheel en al
onschriftuurlijk is. Wel is hij fout, die tegen beter weten , dus willens en
wetens , principiële dingen anders baseert en verkeerd interpreteert, zodat hij
afwijkt van "de gezonde leer van Jezus Christus"; die grond-waarheden verkondigt
in een vals licht, waardoor de mens wordt gevreesd en aangebeden, en niet de
Here. De praktijk is daar om dit te bewijzen.
De Eerste Opstanding
Degenen, die gezeten zijn op tronen zijn
de overwinnaars, die met Christus geleden hebben (vergelijken wij een en ander
met 2 Tim.2: 12) . Wij lezen dan voorts...
Vers
4b-6,
"... en ik zag de zielen dergenen, die onthoofd waren om de getuigenis van
Jezus, en om het Woord Gods
, en die
het beest, en deszelfs beeld niet aangebeden hadden, en
die het merkteken niet ontvangen hadden aan hun voorhoofd en aan hun hand; en
zij leefden en heersten als koningen met
Christus duizend
jaren. Maar de
overigen der doden werden niet weder levend, totdat de duizend jaren geëindigd
waren.
Deze is de eerste opstanding.
Zalig en heilig is hij, die deel
heeft in de eerste opstanding; over deze heeft de tweede dood geen macht, maar
zij zullen priesters van God en Christus zijn en zij zullen met Hem als koningen
heersen duizend jaren".
Zij, die leven, zullen straks dus met Christus "regeren"-1000 jaren. Welk een bemoediging voor degenen, die in de tijd van de Grote Verdrukking als martelaren voor Christus hun leven laten (Openb .13:7, 15).. Allen, die in Christus gestorven zijn, zullen opgewekt worden uit de doden in deze "eerste opstanding" (1Thess.4: 13-17). Bestuderen wij in samenhang hiermee ook 1Kor.15:50-54. Het staat er zo duidelijk:
Vers 5,
"Deze is de eerste opstanding".
En
wanneer wij dan lezen van: "De overigen
der doden werden niet levend ...." (v.5a)
dan is het zonder meer duidelijk, da deze de VERLORENEN zijn.
Dit
blijkt trouwens ook duidelijk uit hetgeen gezegd wordt
in het zesde vers. De Schrift leert onomwonden,
dat ALLEN, die
in het geloof gestorven zijn (in welke tijdsbedeling zij
ook
leefden), deel hebben aan deze eerste opstanding; terwijl
alle anderen,
DE ONGELOVIGEN DUS, DIE VERLOREN GAAN, eerst na
de 1000 jaren uit hun graven zullen tevoorschijn
komen, om alsdan
op hun beurt geoordeeld (beter: veroordeeld) te worden. Zij zijn het, die dan
zullen gaan "in de tweede dood", in
casu in de poel des vuurs... de eeuwige verdoemenis. Met andere woorden, dezen
zullen tot in alle eeuwigheid "
gescheiden zijn van de Here God"!
Uit hetgeen de Schrift leert, blijkt dus
duidelijk, dat de
verkeerde mening van vele gelovigen (eeuwenlang, de algemene
opinie en interpretatie) alsof er slechts één opstanding
(namelijk die van de rechtvaardigen én der
onrechtvaardigen tegelijk) zal plaats hebben, in strijd is met de geopenbaarde
waarheid.
Twee opstandingen
Er zijn namelijk TWEE OPSTANDINGEN; een "eerste en dan nog een "tweede".
De eerste
opstanding heeft 1000 jaren eerder (vroeger) plaats dan de tweede. Wij kunnen
het dus
als volgt stellen: de eerste en tweede opstanding worden gescheiden door het
Millennium of Duizendjarig Vrederijk van
Christus.
De "eerste" is een opstanding "uit de doden"; de tweede is een opstanding "der
doden". Dit
wil zeggen, dat bij die eerste opstanding alle
heiligen opstaan uit het midden van all overige doden, wier lichamen dan in hun
graven blijven; terwijl bij de tweede opstanding de rest van de gestorvenen
uit
hun graven verrijzen. Christus is DE
EERSTELING, en na Hem volgen allen, die Hem
toebehoren in die glorievolle dag
van Zijn Wederkomst. Zij
nu, die deel hebben aan deze opstanding der rechtvaardigen, "zullen priesters
zijn van God en van Christus, en zullen met Hem
heersen 1000 jaren".
In het eerste hoofdstuk wordt gezongen: "Hem, Die ons liefheeft, en ons van onze
zonden gewassen heeft in Zijn Bloed, en ons gemaakt heeft tot koningen, tot
priesters voor God en Vader, Hem zij de heerlijkheid". Op even gelijke
wijze wordt er in de hemel gezongen (hoofdstuk 5).
De apostel Petrus, sprekende in algemene zin van al Gods heiligen, zegt: "Gij
zijt een uitverkoren geslacht, EEN KONINKLIJK PRIESTERDOM" (1 Petr.2:9).
Bijgevolg zullen al deze heiligen, die uit de doden worden opgewekt en
verheerlijkte lichamen ontvangen, met Christus die 1000 jaren heersen, en
priesters van God en van Christus zijn. Amen. Deze heiligen zullen in hun
verheerlijkte opstandingslichamen Hem gelijk zijn (1 Joh.3:2). Onderzoeken wij
in dit verband eveneens Filip.3:20-21, Voor dezen is het "de opstanding TEN
LEVEN", in tegenstelling met "de opstanding TOT VERDOEMENIS" (Joh.5:28-29;
Dan.12:2; Luk.14:14).
Het einde van de 1000 Jaren
Opeens worden wij nu verplaatst naar het
einde van de 1000 jaren. Wij hebben eerder opgemerkt, dat wij in het Boek
Openbaring geen beschrijving vinden van de heerlijkheid en van de menigvuldige
zegeningen van Christus' heerschappij op aarde. Deze mogen als bekend worden
verondersteld, omdat de Profeten van ouds uitvoerig hiervan hebben gesproken.
Wat wij in Openbaring bovendien vinden, is de mededeling van geheel onbekende
profetische bijzonderheden, zodat wij ons (omdaat die alle moesten worden
doorgegeven) voor zo verre dit thans reeds mogelijk is, door de samenvoeging van
de onderscheiden profetieën en van de volgorde der gebeurtenissen (waarvan reeds
zo vele "vervuild zijn) een voorstelling kunnen maken van hetgeen er "in de
laatste dagen" zal plaats vinden.
Daarom vervolgt Johannes met:
Vers 7,
"En
wanneer de duizend jaren zullen geëindigd zijn".
Inderdaad, ook het
duizendjarig rijk neemt straks in Gods raadsplan een einde.
Hoe heerlijk het ook wezen zal, het blijft
niet bestaan, want dit Koninkrijk wordt
straks door de Zoon aan de Vader teruggegeven, van Wie Hij het ontvangen heeft.
Er staat in dit verband opgetekend: "Wanneer Hem ALLE dingen onderworpen zijn,
dan zal ook de Zoon Zelf onderworpen worden aan Die, Die Hem alle
dingen onderworpen
heeft, opdat GOD ZIJ ALLES IN ALLEN" ( 1 Kor.15:28).
Vanzelfsprekend zal Hij als de "eeuwige Zoon des
Vaders" tot in eeuwigheid blijven regeren. Niemand anders dan de Zoon kan alles
ongerept en onberispelijk de Vader teruggeven, wat Hem eerst werd overgedragen.
Hij alleen geeft straks het Hem toevertrouwde, op de juiste wijze en zoals Hij het ontvangen heeft, terug. Maar eerst gebeurt er nog iets anders. De satan, 1000 jaren gebonden, wordt uit zijn gevangenis losgelaten, al is dit dan maar voor een tijdje. Nauwelijks vrij, of hij begint opnieuw zijn duivelse plannen te openbaren, en de mensen te verleiden. Duizend jaren gevangenschap hebben zijn wezen niet veranderd, en degenen, die hij alsdan, kan verleiden zijn ook precies dezelfde gebleven. Wij lezen nu:
Vers 7-9,
"... de satan zal uit zijn gevangenis ontbonden worden. En hij zal uitgaan om de
volken te verleiden, die in de vier hoeken der aarde zijn, de Gog en de Magog,
om hen te vergaderen tot de krijg; welker getal is als het zand der zee. En zij
zijn opgekomen op de breedte der aarde, en omringden de legerplaats der
heiligen, en de geliefde stad; en er kwam vuur van God uit de hemel, en heeft
hen verslonden".
Er zullen dus straks nog volken op aarde zijn, die door satan zullen worden
verleid. De vraag is gerechtvaardigd:"Van waar komen nu plotseling deze volken
en wie zijn deze? Plotseling, opeens, omdat wij weten, dat de vreselijke
slachting bij Armageddon in hoofdstuk 19, dan een einde heeft gemaakt aan alle
goddelozen op aarde. Geen ongelovigen zijn er meer... de aarde is dan gereinigd
door catastrofen en cataclysmen, door bovennatuurlijke gebeurtenissen; zij is
dan klaar gemaakt voor de vestiging van het Millennium en de heerschappij van
Christus. Nu wordt ons verteld, dat er alsnog volken zijn op aarde! Om dit juist
te verstaan, dienen wij even terug te gaan. Reeds eerder concludeerden wij ten
rechte, dat er twee opstandingen zijn, welke gescheiden worden in Gods raadsplan
door evengenoemd Millennium. De eerste had plaats voor de vestiging van dit
Millennium op aarde, en de tweede en ook de laatste ná ditzelfde Millennium.
Het is nu helemaal niet moeilijk te verstaan, dat ná dit Millennium de
onrechtvaardigen, de goddelozen, de "verlorenen" (zoals eerder genoemd) zullen
opstaan uit hun graven (de tweede opstanding). Het zijn dan ook déze mensen, die
straks opstaan "tot verdoemenis"... En het zijn déze uit hun graven opgestane
mensen, die door hun oude "vriend", hun leidsman, wederom zullen worden verleid.
Waar zij hem, dit is de duivelen satanas, altijd in hun leven tevoren gediend
hebben, zo zullen zij zich straks, op het eind der tijden, wederom scharen onder
zijn bevelen. Opnieuw zullen zij door de aartsvijand van God worden opgehitst en
de "geliefde stad" omringen. Doch hun poging wordt in één ogenblik vernietigd.
Het vuur van God uit de hemel verslindt allen, en wat is straks dan het lot, de
bestemming van de duivel? Hij wordt voor altijd veroordeeld! Dan lezen wij...
Vers 10,
"En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en sulfer,
alwaar het beest en de valse profeet zijn en zij zullen gepijnigd worden dag en
nacht in alle eeuwigheid" .
Eerst uit de hemel geworpen op de aarde, wordt hij (de duivel) duizend jaren
gebonden in de afgrond, en nu wordt hij voor eeuwig geworpen in de van vuur en
sulfer brandende poel. Ni nog is hij"de vorst dezer wereld", maar straks zal hij
dat niet meer zijn, en nooit meer; integendeel, wat hem wacht is eeuwige pijn en
verdoemenis...
Satan, Gog en Magog
Daar is nog een andere bijzonderheid. Er is ook sprake van "Gog en van Magog".
Wat en wie wordt hiermee bedoeld? Voor een schriftuurlijke
interpretatie
moeten wij het boek van de profeet Ezechiël opslaan. In de hoofdstukken 38, de
verzen 2,14,16-18 en in hoofdstuk 39, de verzen 1 en 11, lezen wij van GOG (een
persoon, een vorst) en van MAGOG (een volk). De combinatie van GOG/MAGOG is hier
de "naam", de "titel", die wordt gegeven aan die grote menigte van tot
opstanding gebrachte onrechtvaardige, goddeloze doden, die door satan worden
aangevoerd in hun hopeloze strijd tegen God en Zijn Christus en Gods heiligen,
aan het einde van het Duizendjarig Koninkrijk!
Hun begeerte is geen andere, dan om de Here God en Zijn volk (de heiligen) deze aarde te ontnemen, om diezelfde aarde tot hun eeuwige woonplaats te maken. Zij zijn niet te tellen.... want de Bijbel spreekt van: "hun getal is als het zand der zee". Hier maken wij dus kennis met een satanische "begoocheling", met een diabolische "imaginatie"! Beter woord is er niet. Nooit tevoren werd zulk een leger gezien! Onder de aanvoering van de duivel zelf zullen deze horden:
1. "de legerplaats der heiligen
omringen
De
grote
witte
Troon -
het
laatste
oordeel
In de verzen 11 tot en met 15 volgt nu het "slottoneel", waardoor met de aarde
en met de mensen wordt afgehandeld.
Dit slottoneel opent met de woorden...
Vers 11,
"En ik zag een grote witte troon, en Degene, Die daarop zat, van Wiens
aangezicht de aarde en de hemel wegvloden; en geen plaats is voor die gevonden".
En dit woord: Nog éénmaal, wijst aan
de verandering der beweeglijke dingen,
als welke gemaakt waren, opdat blijven zouden de dingen,
die niet bewegelijk zijn" (12:25-27).
God heeft dus de aarde en de hemel niet gebracht
in de toestand, waarin deze zich nu bevinden, opdat zij voor altijd in deze
toestand zouden blijven; maar opdat daarvoor
de "onbewegelijke dingen" (dit zijn de nieuwe
hemel, en de nieuwe aarde) in de plaats zouden komen op de door de Here God
bepaalde tijd! Hoe de Here dit zal doen, wordt ons door de apostel Petrus
verteld:
"De hemelen, en de aarde, zijn door hetzelfde Woord als een schat weggelegd, en
worden ten
Vers 12.
"En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God; en de boeken werden
geopend;
en een ander boek werd geopend, dat des levens is; en
de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de
boeken geschreven was, naar hunne werken".
Groot en klein wil zeggen: ALLEN, tot welke stand zij ook mogen hebben behoord.
De Eeuwige en Rechtvaafrdige Rechter is
in heiligheid gezeten op Zijn troon (Hand.17:31; 10: 42; 2Tim.4:1; Joh.5:22,27;
12:48; Matth.25:41-46).
De eerste hemel en de eerste aarde
zijn geweken... voorbij gegaan
(2Petr.3:7,10-12). Zo zal dan straks onze aarde " een open brandende poel van
vuur zijn."
Alle oordeel zal plaats hebben naar hetgeen geschreven
staat in Rom.2:5-11,... "Maar
naar uw hardigheid, en onbekeerlijk hart,
vergadert Gij Uzelven toorn als een schat,
in de dag des toorns en
der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods.
Welke een iegelijk zal vergelden
naar zijn werken.
Degenen wel, die met volharding in goeddoen, heerlijkheid en eer;
onverderfelijkheid zoeken het eeuwige leven; maar degenen, die twistgierig zijn,
en die der waarheid ongehoorzaam, doch der ongerechtigheid gehoorzaam zijn, zal
verbolgenheid en toorn vergolden worden. en benauwdheid over alle ziel des
mensen, die het kwade werkten, eerst van de Jood, en ook van de Griek. Maar
heerlijkheid en eer, en vrede een iegelijk, die het goede werkt; eerst de Jood,
en ook de Griek. Want er is geen aannemning des persons bij God"!
Dat wij in dit verband ook de passages: Matth.5:27-30; Mark. 9:43-48;
Matth.18:7-9, biddend zullen onderzoeken en vergelijken!
Vers
13-14,
"En de zee gaf de doden, die in haar waren; en de dood en de hel gaven de doden,
die in hen waren; en zij werden geoordeeld,
een iegelijk naar zijn werken. En de dood en de hel werden geworpen in de poel
des vuurs Dit is de tweede dood" (v.v. 13-14).
Dood en hel (Hades) worden geworpen in die poel van vuur. ... van eeuwig
brandend oordeelsvuur! De duivel en satanas is verantwoordelijk voor deze twee
condities waaraan het mensdom altijd gebonden is geweest! Hier hebben wij hun
voleinding - de tweede dood
- de eeuwige afscheiding van
God. Hoe ellendig
en verschrikkelijk! Laat niemand denken, dat degenen, die geoordeeld worden, de
geredden zijn uit het Millennium, zoals weleens hier en daar wordt beweerd , en
ook geleerd. De geredden zijn voor eeuwig veiliggesteld en hen treft geen enkel
oordeel, want zij zijn immers in Christus geoordeeld. Amen.
Die
geoordeeld worden zijn de "verleide
volken".
Deze naties hebben hun "identiteit" geenszins verloren,
ofschoon zij de eerste dood gesmaakt hebben.
De menselijke geest is zijn
eeuwige bestanddeel, en niet zijn vlees .
Laten wij dit goed begrijpen
Daarom zullen al diegenen,
die voor Gods troon straks staan, niets anders vernemen dan oordeel...
Het boek des levens wordt geopend, om te doen zien, dat de namen van hen, die
voor Gods troon staan, daar in niet gevonden worden; want niet opgetekend staan
in het boek des levens, is voldoende om eeuwig verloren te gaan, en geworpen te
worden in de besproken poel des vuurs.
Vandaar dan ook, dat er geschreven staat:
Vers 15,
"En zo iemand niet gevonden werd
geschreven in het Boek des Levens,
die werd geworpen in de poel des
vuurs". .
In die andere boeken, die ook geopend worden,
staan hun werken geschreven. Hun ganse leven,
zelfs al wat in het verborgen geschied
is, wordt openbaar gemaakt; aan het licht gesteld, en daarnaar worden zij
geoordeeld. Hoewel dus allen, die voor Gods troon staan, "verlorenen"
zijn , toch
zal de straf voor allen niet dezelfde
zijn. Deze zal, zoals de Here Zelf gezegd heeft:
" ... voor de één zal het in
de dag des oordeels verdragelijker
zijn dan voor de ander; de één zal met
vele, de ander met weinig slagen geslagen worden"
(Luk. 12 : 4748) .
En derhalve is het niet waar, wat sommigen leren,
dat de goddelozen alleen om hun ongeloof verloren
zullen gaan.
Hier wordt uitdrukkelijk gesteld, dat zij "naar hun werken zullen geoordeeld
worden, omdat hun namen niet geschreven staan in dat boek des levens.
Vanzelfsprekend dient waarachtig geloof gevolgd te
worden door en
vergezeld te gaan met) "werken des geloofs". Maar
ook het tegengestelde is waar
ongeloof gaat eveneens gepaard met werken
(tot oordeel).
En hiermede weerspreken wij dan ook met de
grootste nadruk de grote dwaling en satanische leer in
onze dagen , als
zou de hele
wereld zo maar direkt met God verzoend
zijn, omdat Christus de zonden van alle mensen
gedragen heeft, zodat niemand meer verloren kán gaan!
De leer van de zogenaamde "alverzoening" is satanisch; en net zo goed is de leer
van "eens-gered-altijd-gered" , duivels en niet Bijbels.
Ware dit zo,
dan zou er natuurlijk geen sprake zijn van "oordelen naar hun werken"; ja, niet
eens meer van verloren gaan, aangezien een rechtvaardig God de hel toch moeilijk
vol kan stoppen met de met Hem verzoende
en van al hun zonden gereinigde mensen!
Hier hebben wij trouwens een onwedersprekelijk
bewijs, dat de "hades " niet de "hel" is.
De eerste is het "dodenrijk" en de laatste "de
plaats van de
eeuwige straf" - de "Gehenna".
Bij de eerste opstanding verlaten de zielen der
heiligen deze
eerstgenoemde plaats, terwijl de zielen der goddelozen er blijven tot ná de 1000
jaren. Alhoewel de Schrift spreekt van "eeuwige straf", zo wordt dit ook weer in
onze dagen, door velen, zelfs door
gelovigen ontkend;
en het is daarom hoogst belangrijk en
noodzakelijk, om bij iedere gelegenheid, welke geboden wordt, deze ontzettende
dwaling aan te tonen. Bedenkt: Wij zijn
hier aan het einde aller dingen!
Besluit
Zo zijn nu dan aan alle dingen
aan Christus onderworpen, en al Zijn vijanden zijn ten
onder gebracht en vernietigd. De duivel zelf is geworpen in de poel des vuurs en
allen zijn geoordeeld.
De dood, de laatste vijand, is te niet gedaan en Gods raadsbesluiten zijn
vervuld. Hij heeft alles onder één
Hoofd tezamen gebracht in
Christus; wat in de hemel, en wat op de aarde is. Hij heeft Hem gesteld tot
Erfgenaam
aller dingen, en ons tot Zijn mede-erfgenamen.
Hij heeft Hem ook uitermate verhoogd, en Hem,
die
Naam gegeven, welke boven alle namen is. Alle knie buigt
zich voor Hem, en allen zullen Hem als DE HERE erkennen,
tot heerlijkheid van God de Vader. Daarna is het
einde (Paulus in 1 Kor.15)."wanneer
Hij het Koninkrijk aan God de Vader
overgeeft , wanneer Hij zal te niet gedaan hebben
alle heerschappij
en alle macht en kracht. Want HIJ MOET HEERSEN, totdat Hij al de vijanden aan
Zijn voeten gelegd heeft.. De laatste vijand, die te niet gedaan wordt, is de
dood. Want Hij heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen. Wanneer Hij nu
zegt, dat alle
dingen onderworpen zijn, zo
is het duidelijk, dat Hij uitgezonderd wordt, Die
Hem alle dingen onderworpen heeft. Doch, wanneer Hem alle dingen onderworpen
zijn, dan zal óók de Zoon zèlf onderworpen worden aan Dien, Die Hem alle dingen
onderworpen heeft, opdat God zij alles
in allen" (v.v. 24-28).
God zij de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid!