De brief aan de gemeente te Laodicea
Vers 14, 0
"En schrijf aan de engel van de
Gemeente van de Laodicenzen: Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige
Getuige, het Begin der Schepping Gods."
Het is
dit Wezen van God, Zijn
Goddelijke Eigenschappen, die door Laodicéa worden
geloochend. Hoe bedorven alles in de Gemeente ook is, hoe groot de afdwalingen
ook in Christus zien en vinden wij te allen tijde die reine, zondeloze,
onuitputtelijke en Goddelijke volheid, die in feite
in en door de Gemeente moet worden
gopenbaard!
Jezus is en blijft
"de Amen" dit is: "De bevestiging
en de eind vervulling" van alle beloften Gods,
altijd en overal, ook al is er geen belijdenis meer te vinden.
Evenzo is Hij ook "De onwankelbare
getuige", dit wil zeggen, dat
Hij is en blijft "
De openbaarder van alles",
ook al kent de Gemeente geen getuigenis meer tot
eer en verheerijking van Zijn Naam. Hij, de Here Jezus Christus, is "het Begin der Schepping Gods", der Nieuwe
Schepping; daarvandaan, dat Laodicéa verantwoordelijk wordt gesteld, omdat alles
hier de gedaante heeft van de oude schepping ...
Vers
15:16,
"Il weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch
heet; och of gij koud waart of heet. "Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch koud
noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen.".
De Laodicenzen
zijn"naambelijders", nergens is hier
iets te vinden van
"het nieuwe" in de mens; nergens... de openbaring van "de kracht"
deszelve door de Heilige Geest.
Hoeveel te groter is dan de aanklacht, indien wij
bedenken, dat er van onwetendheid absoluut geen sprake
is. Alle hier gevonden grove en ergerlijke tekortkomingen
bestaan veel meer uit lauwheid en onverschilligheid, gepaard
aan eigenwaan en verregaande aanmatiging.
God kan "onwetendheid" nog pardonneren, maar gewilde "onverschilligheid en
lauwheid" kunnen niet worden geduld, daarom zullen dezen uit Zijn mond gespuwd
worden. Deze bijzonder sterke uitdrukking door Christus gebezigd, klinkt des te
onheilspellender, des te verpletterender, daar zij komt van de 'lippen van die
Ene, Die een schier oneindig geduld, liefde, genade en lankmoedigheid aan de dag
legt.
Lauwheid is het ergste, dat de Here Jezus kent!
Hoe geheel anders denken wij mensen, en hoe verschillend zijn onze wegen van die van God. Wij zouden een veel harder oordeel vellen over de Gemeente te Thyatira dan over die te Laodicéa. Maar voor de Here Jezus Christus is de geestelijke conditie van Laodicéa de slechtste en alzo het meest te veroordelen.
Vers 17,
"Want gij zegt: il ben rijk
en verrijkt geworden en heb geens dings gebrek;
en gij weet niet, dat gij zijt ellendig en jammerlijk,
en arm en blind en naakt".
Zo groot is haar geestelijke verblinding, dat zij zich nog beroemt in het bezit
te zijn van al de schatten van kennis em
wetenschap.
Zij verheft zich en is trots, dat zij over de gehele aarde de Naam van God heeft
bekend gemaakt, en dat zij ... macht en aanzien heeft weten te vermeerderen, al
is het dan ten koste van een doof geworden geweten en van een hart, dat
opgehouden heeft te kloppen voor de aanbiddelijke persoonlijkheid van Jezus
Christus als Bruidegom en Here. Is
deze Gemeente lauw, zelfvoldaan,
dubbelhartig, formeel, onverschillig,
afgedwaald, eigenwillig, eigenrechtig, ,
WERELDS, geestelijk blind,
toch klinkt tot hen Jezus' liefdevolle stem:
Vers 18,
"Ik raad u, dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij
rijk moogt worden ; en witte klederen, opdat gij moogt bekleed worden en .. de
schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde, en zalf uw ogen met ogenzalf,
opdat gij zien moogt."
Welk een tedere boodschap, vol van barmhartigheid! En dat aan ellendige, jammerlijke, arme, blinde en naakte Laodicenzen, die op geen andere manier kunnen worden toegesproken, dan zoals wij het hier lezen, als onbekeerde zondaars! Hun ontbreekt werkelijk alles, wat te vinden is in harten en levens van ware Christenen. Wie toch kan ooit rijk zijn zonder het goud, dat in het vuur beproefd is, dit is: zonder Gods Woord, zonder geloof, zonder de Heilige Geest! Dat wij in dit verband nu ook onderzoeken en vergelijken Psalm19:8-15, Jakobus 2:5, Hand. 3:1-10.0
Welke mens wordt door God als bekleed gezien?
Immers alleen
hij, die Zijn "witte kleed" aan heeft,
het Bruiloftskleed van Gods gerechtigheid,
dat hem wordt geschonken in en door de Heilige
Geest; Gods liefde, dat hem in het hart wordt uitgestort! Om dit nog beter te
verstaan, moeten wij Openb.7:14, 19:9; Efeze 5:23-33 en het
Hooglied van Salomo 4:7 tezamen in het verband
bestuderen.
En wie heeft geopende ogen zonder de hier bedoelde ogenzalf, dit is:
zonder het door de Heilige Geest gezalfde
Woord. Bestudeert in dit verband de volgende
Schriftplaatsen: Psalm 119:130; Joh.14:26; 16:13.
Wanneer wij dan verder lezen, dat dit alles de Gemeente te Laodicéa wordt
aangeboden, dan stijgt het schaamrood naar de wangen, als hieraan wordt
toegevoegd:
Vers 19,
"Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik; wees dan ijverig en bekeer u."
Maar er wordt NIET naar de Stem des Heren geluisterd , en daarom werd het
oordeel al eerder uitgesproken: "Ik
zal u uit
Mijn mond spuwen..."
Laat ons letten op het volgende: Hoewel de Here Jezus ook deze Gemeente oproept
om zich te bekeren, staat
Hij hier BUITEN DE DEUR! Hij bevindt Zich er buiten, want
Hij staat vóór de deur:
Vers 20,
.
"Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen en de
deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij
met Mij."
Hoe verschrikkelijk! Een Gemeente die zichzelf noemt naar de Naam van Christus,
maar Christus
buiten de deur laat staan!
Het Hoofd moet in Zijn eigen gemeente (Zijn
Lichaam) vragen om binnengelaten te worden!
Aldus is het karakter van de
Christenheid in deze laatste dagen. Wat hier
wordt getuigd, kan - Gode zij
dank - nog niet gezegd worden van de huidige Gemeente als
een totaliteit. Toch is de geschetste toestand reeds aanwezig.... Door Gods
genade zijn er nog waarachtige "Lidmaten van het Lichaam". Naarmate het einde
naderbij komt, verscherpt deze toestand, en in de profetische beschrijving duurt
deze voort tot de tijd van de Grote Verdrukking...
Daar is een vermaning, die geldt voor het ganse Christendom door alle eeuwen. Met welke goede bedoelingen ook gegeven, toch is zij zonder uitwerking gebleven. Wij kunnen deze vermaning vinden in Rom.11:22. "Zie dan de goedertierenheid en de gestrengheid Gods: de gestrengheid wel over degenen, die gevallen zijn, maar de goedertierenheid over u, indien gij in de goedertierenheid blijft; anders zult ook gij afgehouwen worden." Welnu, de GEMEENTE ALS GEHEEL heeft inderdaad niet volhard in deze goedertierenheid van God.
Vers 21-22,
"Wie overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten op Mijn troon, gelijk als Ik
overwonnen heb en ben gezeten met Mijn Vader op Zijn troon. Wie oren heeft, die
hore wat de Geest tot de Gemeenten
zegt."
Niettegenstaande de abominabele, miserabele toestand, toch nog een dergelijke
belofte, die ons spreekt van "heersen met Christus". (Let op de "troon
positie!").
0, liefde van God, oneindig groot en teer! Het is zo geheel in overeenstemming
met de toestand van degene,
die overwint!
De Heiland staat buiten de deur, staat eveneens aan de andere kant gereed,
om de ontrouwen en lauwen "uit Zijn mond te
spuw
en." Toch klopt Hij, of er misschien nog iemand is, die Hem wil en zal
opendoen. Hij zal
binnenk0men om met
hem gemeenschap te hebben en hem deel te
doen heben aan Zijn
heerschappij. … Wanneer
de Here Jezus Christus straks wederkomt in de heerlijkheid Zijns Vaders met
grote kracht en op de wolken des hemels, dan zullen zeer zeker deze overwinnaars
met Hem regeren.... 1000 lange jaren, gedurende het Millennium (Oppnb. 20: 4 en
6).... Halleluja!
Aantekening:
Laodicea heeft
- als
lofprijs:
geen.
- als veroordelimg
Lauw, arm, blind, naakt en miserabel.
- als titel voor Christus:
De Amen, de Getrouwe en Waarachtige Getuige.